maandag 6 juni 2011

Maarten van Rossum, wie kent hem niet?

Maarten van Rossum was in dienst van de Hertog Karel van Gelre. Hij was een bekwaam en in zijn tijd een gevreesd legeraanvoerder. De Hertog wilde de Habsburgers uit Gelre houden, opdat Gelre zelfstandig kon blijven. Maarten van Rossum vocht een kleine dertig jaar (1514 - 1543) voor de Gelderse zaak tegen de Habsburgers.

Zijn stijl van oorlogvoeren leek op die van zijn Italiaanse collega's, de condottieri, en kenmerkte zich door guerrilla-achtige tactieken, waarbij de burgerbevolking niet werd ontzien. Naar men zegt was zijn motto "Branden en blaken is het sieraad van de oorlog". Over de wijze waarop Van Rossum oorlog voerde zijn de meningen verdeeld: er zijn historici die hem een 'extreme bruut' noemen en die zijn 'agressieve plunderzucht' laken.

Door krijgslisten wist hij in 1514 en 1527 respectievelijk Arnhem en Rhenen te veroveren. In Arnhem wist hij een deel van zijn soldaten verborgen onder het hooi de stad binnen te smokkelen en in Rhenen verstopte hij soldaten in het struikgewas die gebruik maakten van een hooiwagen die in een van stadspoorten bleef steken. Met deze krijgslisten liep hij vooruit op soortgelijke escapades zeventig jaar later door de prinsen Maurits en Willem Lodewijk, zie bijvoorbeeld het turfschip van Breda) In 1516 brandde hij dorpen in de Alblasserwaard plat, onder andere Bleskensgraaf). In deze fase van de Gelderse Oorlogen werkte hij samen met de Friese opstandelingenleiders Pier Gerlofs Donia (Grote Pier) en Wijerd Jelckama (Grote Wierd).

Later werkte hij ook tot op zekere hoogte samen met het Franse leger om in beider belang zo mogelijk een tweefrontenoorlog tegen de Habsburgse machthebbers in Brussel te kunnen voeren. Toen Gelderland de soldij niet meer kon betalen nam Grote Pier de zogenaamde Arumer Zwarte Hoop, een troep Duitse huurlingen die aanvankelijk met Gelders geld betaald waren, over om tegen Medemblik op te trekken, een stad die Grote Pier haatte. Daarna trok de Zwarte Hoop al plunderend naar het zuiden en om Amsterdam heen naar het oosten, richting Duitsland, waarbij het onder andere in Medemblik en Asperen tot betreurenswaardige uitspattingen kwam.

In 1519 werd Van Rossum door Karel van Gelre tot bevelhebber van het Gelders leger benoemd. In 1527 veroverde hij Utrecht. Van daaruit voerde hij begin maart 1528 met 1500 tot 2000 man troepen een plundertocht uit op Den Haag. Hij brandschatte het niet-ommuurde 'dorp' en plunderde de omgeving. Omdat de burgers van de stad het door Van Rossum geƫiste bedrag van naar verluidt 28.000 gulden niet konden opbrengen nam hij genoegen met 8.000 gulden. Wel voerde hij een aantal aanzienlijke Haagse burgers, die niet naar Delft of de duinen hadden weten te ontsnappen, als gijzelaar mee naar Utrecht en Arnhem, waar sommigen van hen naar men zegt twee jaar gevangen zaten.

Sommige families kregen belastingvrijstelling om de losgelden te kunnen betalen. Deze plundertocht op Den Haag baarde groot opzien en was voor Holland en Brabant het sein om de verdediging serieus ter hand te nemen, te meer daar Van Rossum bij zijn overval geen echte tegenstand had ontmoet.



Sociale tip! >>> Wilt u meepraten over dit onderwerp? Ga naar de chatroom


Share/Bookmark

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.